Etiologie
- Chronische eosinofiele longontsteking
- Acute eosinofiele longontsteking (Loeffler-syndroom)
- Geneesmiddelen: nitrofurantoïne, fenytoïne, ampicilline, penicilline, sulfonamiden, paracetamol, ranitidine, methotrexaat
- Helminth-infectie: ascariasis, mijnworm, strongyloidiasis, paragonimiasis, toxocariasis (viscerale larven migrans), tropische pulmonale eosinofilie (Wuchereria bancrofti, Brugia malayi)
- Allergische bronchopulmonale aspergillose (ABPA)
- Churg-Strauss-syndroom
- Systemische hypereosinofiele syndromen
- Eosinofiel granuloom (celhistiocytose van Langerhans, histiocytose X)
- Kwaadaardigheid
- Talloze interstitiële longziekten
- Gifstoffen: geïnhaleerde crack-cocaïne, heroïne, Scotchguard, sulfietpesticiden
Comments are closed.